Miranda July’s nieuwe roman over een vrouw die zich overgeeft aan een toevallige ontmoeting is even onrustbarend als grappig (2025)

Miranda July’s nieuwe roman over een vrouw die zich overgeeft aan een toevallige ontmoeting is even onrustbarend als grappig (1)

Onderschat nooit het vermogen van een man om zich bedreigd te voelen, schrijft Miranda July in het verhaal Roy Spivey dat jaren geleden in The New Yorker verscheen. Het gaat over een vluchtige ontmoeting in een vliegtuig met een beroemdheid en de vreemde betovering die blijft in het latere leven van de vertelster. Zijlijn is het bezoek aan de middelbareschoolreünie samen met haar man. Ze wijst hem op de leraar op wie ze destijds een oogje had en aan het eind van de avond zijn die leraar en haar man met elkaar in gevecht in de parkeergarage. ‘You don’t have to be a great beauty for men to come to blows over you.’

Haar man zei dat het ging om ‘issues of race’, maar zij wist genoeg. Ze had gewoon haar mond moeten houden over die leraar. Of zoals July schrijft: sommige dingen kun je het beste ongezegd laten.

In de nieuwe roman van July, zowel in het Engels als in de Nederlandse vertaling All Fours getiteld, is het precies deze kwestie die de boel ruim vierhonderd pagina’s op scherp stelt: of je sommige dingen niet beter ongezegd kan laten. Zéker de dingen die je diep van binnen vormen tot wie je bent. Wat aan de oppervlakte een vermakelijke geschiedenis is over een vrouw van midden veertig die een onverwachte afslag in haar leven neemt en daar tegen man en kind haar mond over houdt, bergt daaronder iets onrustbarends dat zich moeilijk laat benoemen.

Terwijl: ik had het nooit zo met July. Ik dacht dat zij de categorie zelfverklaard ‘gek mens’ was dat haar onaangepastheid net even te graag uitventte met kunstige projecten, van video’s tot mailwisselingen, van dagboeken tot films. Je kon maar beter niet op haar Instagram kijken. Te dwaas of zoiets, te ingewikkeld ook. Ik ben haar daarmee vast te hard gevallen, het kan bijna niet anders gezien de dikke roman die er nu ligt. Deze bom, die zo onthullend is over de vrouwelijke conditie dat ik de neiging heb een beschermend papiertje om het boek te doen.

Ze zou per auto van haar woonplaats Los Angeles naar New York rijden, daar begint het mee. Een hele tocht, haar man Harris helpt haar ’m uit te stippelen. Ze is net 45 geworden, het tripje naar New York is een cadeautje voor haarzelf. Vrienden bezoeken, toneel bekijken, kunst. Ze – na vierhonderd bladzijden kom ik erachter dat de vertelster geen naam krijgt – is een semi-bekende kunstenaar en heeft net veel geld verdiend met een slogan voor een whiskeycampagne. De zin die ze jaren geleden schreef, en die eigenlijk ging over aftrekken, bleek zonder context ook perfect toepasbaar op whiskey. Daar gaan we, hieha.

‘Ooit zou ik hem alles over mezelf vertellen, ook het verhaal over deze reis’, overdenkt de vertelster als ze allang weet dat ze nooit op de plaats van bestemming zal aankomen, en haar man ondertussen per telefoon glashard voorliegt over waar ze zich bevindt. ‘We zouden in bed tegen elkaar aan liggen, alles ontvouwen, lachen en huilen en ons erover verbazen dat we zoveel niet van elkaar wisten.’

Wat brengt haar van haar pad als ze nog maar net van huis is vertrokken? Dat is het gekke en tegelijkertijd volstrekt geloofwaardige aan het verhaal: het onverhoedse handelen van de vertelster, dat verder niet wordt becommentarieerd. Ik moest even terugbladeren om te zien wat het kantelpunt was. Het begint ermee dat ze denkt dat het alvast handig zal zijn om te tanken en dat een jongen bij de benzinepomp ongevraagd haar voorruit wast. Een grappige scène, waarbij twee mensen elkaar wel of niet goed kunnen zien door een licht weerkaatsende ruit en er ondertussen wel sprake is van ongemakkelijk voortdurend oogcontact. ‘Hij haalde de rubberwisser met lange, zekere, kalme streken over het glas. Het was hypnotiserend, alsof hij mij aan het wassen was.’ Jammer alleen van dat vlassnorretje, denkt ze nog.

Tja en dan. Verder rijden, nadenken over hoezeer je je zoontje mist, luisteren naar Portishead op z’n allerhardst, terugdenken aan de tijd dat dat je favoriete muziek was, denken over het verbond dat je man en jij smeedden toen jullie baby er bijna niet geweest zou zijn, weten dat de dood onvermijdelijk op de loer ligt en dat je leeft alsof je ervan kunt winnen. Waarom bij je liefsten vandaan scheuren terwijl je het allerliefst bij hen wil zijn? En later, als ze haar auto parkeert waar ze niet van plan was geweest hem te parkeren: ‘Wie kan verklaren waarom een mens iets doet?’

Met seks heeft July’s roman niet zoveel te maken, wel met een gevoel van ‘verbijsterde verlatenheid’

Wat zich de komende paar honderd bladzijden ontvouwt zijn berichten uit het schimmenrijk, een schaduwwerkelijkheid waar verder niemand van weet. De beste vriendin in Los Angeles, Jordi, ook kunstenares, is via de telefoon het enige lijntje met de realiteit. Zij is de perfecte vriendin, die niet afremt maar aanmoedigt, nieuwsgierig is en wijs. Het geld dat besteed zou worden aan een extravagant duur hotel in New York gaat op aan het met professionele hulp ingrijpend stofferen van zomaar een motelkamer. Het wordt een luxueus boudoir, waar de gordijnen zorgen voor een permanent gouden gloed en de speciale zeep in de pastelgroene badkamer een gekmakend lekkere geur van tonkabonen verspreidt. In deze atmosfeer doemt het vlassnorretje weer op, Davey, met wie ze een intieme connectie krijgt.

Dat het zich niet zo eenvoudig laat benoemen wat de aard van de intimiteit is, sowieso wat mensen bij elkaar zoeken, is denk ik de crux van deze roman. Met seks heeft het niet zoveel te maken, in ieder geval niet met seksuele handelingen tussen twee personen, eerder met het afzien ervan, elkaars sokken bevoelen als opperste aanraking. Met een gevoel van ‘verbijsterde verlatenheid’, dat zich soms het best in het donker, om de beurt ijskoude sinaasappelsap uit de minikoelkast drinkend, laat wegduwen.

Davey, werkzaam bij Hertz in het plaatsje Monrovia, Los Angeles County, droomt ervan professioneel danser te worden. Zijn aspiraties vervullen haar met medelijden tot ze hem ziet dansen, voor haar alleen in de motelkamer. ‘Seks was geweldig, maar dit. Dit was iets wat we nooit met iemand anders zouden doen. Dit was van ons.’

Eenmaal terug bij echtgenoot en zoontje blijkt het evenwicht dat ze bereikt dacht te hebben in haar leven ernstig verstoord. ‘Hoe vaak denk je aan hem?’ vraagt Jordi als ze na twee weken Monrovia haar draai niet meer lijkt te kunnen vinden. Ze adviseert haar de methode die haar zelf van het roken afhielp: een elastiekje om haar pols doen en elke keer als ze aan hem denkt het pijnlijk te laten knallen.

In een razende vaart, zowel heel grappig als verschrikkelijk, beschrijft July hoe haar personage ten prooi is gevallen aan een obsessie en hoe ze hier bijna aan onderdoor gaat. Hoe te leven, als je van moment naar moment moet gaan, in plaats van je uit te kunnen leveren aan een zinsbegoocheling? Het paniekerige besef dat de jaren inmiddels voorbijgesneld zijn – ‘grote lappen, hele decennia’- én dat ze niet meer terug lijkt te kunnen schieten in de vertrouwdheid met Harris, brengen haar tot het uithalen van capriolen die balanceren op de rand van het pathetische.

Tot dan toe was haar hele leven gericht op haar werk. Monomaan, zichzelf opsluitend in een omgebouwde garage, laste ze alleen pauzes in voor zaken waar ze zich echt niet voor kon afsluiten: het kind, een zware griep, honger, dorst. ‘Werken was een romance met het bestaan, net als met elke romance leek het einde aldoor in zicht, leek het me aldoor te ontsnappen.’ En nu? Ze traint met gewichten om haar lichaam zodanig in vorm te krijgen dat ze Davey kan verrassen met een tegendans. Ze heeft een seksuele ontmoeting met een Gummbah-achtig vrouwspersoon en denkt er vervolgens achter te komen waarom vrouwen al sinds de oertijd door mannen onder de duim worden gehouden.

Het is bijna jammer dat ze denkt naar een arts te moeten die haar positioneert in de perimenopauzale levensfase. Vooral jammer omdat zo’n diagnose voor de vertelster kennelijk iets verklaart, en haar op zoek doet gaan naar vergelijkbare gevoelens van andere vrouwen, in plaats van haar ervaringen te koesteren als iets van haarzelf. En als iets wat nu eenmaal gebeurt, zoals ze dat ook in het New Yorker-verhaal Roy Spivey onnadrukkelijk verwoordde: hoe een gestalte kan opdoemen en de rest van je leven met je mee blijft zweven, hoe ongerijmd of absurd ook.

All Fours kleedt een vrouw uit tot ze hemeltjenaakt voor ons zit, kwetsbaar en stabiel tegelijkertijd. De schitterende apotheose laat zich lezen als een liefdesverklaring aan, maar vooral ook als een verzoening met de geheime kamer die ze voor zichzelf heeft gecreëerd.

Miranda July wordt op 15 juni 14.00 uur in TivoliVredenburg geïnterviewd door Janine Abbring. Micha Wertheim zal een laudatio uitspreken over haar werk. Tickets op ilfu.com

Miranda July’s nieuwe roman over een vrouw die zich overgeeft aan een toevallige ontmoeting is even onrustbarend als grappig (2025)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Arielle Torp

Last Updated:

Views: 5547

Rating: 4 / 5 (41 voted)

Reviews: 80% of readers found this page helpful

Author information

Name: Arielle Torp

Birthday: 1997-09-20

Address: 87313 Erdman Vista, North Dustinborough, WA 37563

Phone: +97216742823598

Job: Central Technology Officer

Hobby: Taekwondo, Macrame, Foreign language learning, Kite flying, Cooking, Skiing, Computer programming

Introduction: My name is Arielle Torp, I am a comfortable, kind, zealous, lovely, jolly, colorful, adventurous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.